Van non-plaats naar broedplaats

De Franse socioloog Henri Lefebvre introduceerde het begrip ‘non-plaats’ voor het eerst in 1970. Non-plaatsen kenmerken zich door hun uniformiteit en gebrek aan sociale binding: non-plaatsen zien er overal ter wereld hetzelfde uit en iedereen is er slechts tijdelijk. Denk aan snelwegparkeerplaatsen, een busremise of het stadspleinbankje.
Volgens de deze zomer overleden antropoloog Marc Augé maken non-plaatsen veel menselijke interactie overbodig en kunnen daardoor een nieuwe vorm van eenzaamheid met zich mee brengen. De auteur van het gelijknamige boek gaat zelfs zover om, naast supermarkten en hotels, informatieschermen tot non-plaatsen te bestempelen.

‘De treurigste oorden van Nederland’

De ultieme (en favoriete) non-plaats is wat mij betreft het industrie- of bedrijventerrein. Architectuurcriticus Bernard Hulsman noemde bedrijventerreinen ooit ‘de treurigste oorden van Nederland’. Deze plekken zijn vaak van een stuitende lelijkheid omdat schijnbaar elke vorm van stedenbouwkundige regie ontbreekt.
Hulsman denkt anders over dat laatste aspect: ‘De strookjes groen die je er nog wel eens tegenkomt zijn te iel voor zinnig gebruik. Er zijn trouwens ook geen mogelijke gebruikers. Niemand loopt hier voor zijn plezier op straat, laat staan dat hij in een perkje gaat zitten. De gebouwen op de bedrijventerreinen zijn, op een doodenkele uitzondering na, al even armzalig, ze zijn het architectonische equivalent van fastfood, snel gemaakt en snel geconsumeerd.’

De Vlampijpstraat in 1985 (115760 / collectie Het Utrechts Archief, CC BY 4.0)

Toch heb ik een zwak voor deze plekken en kunnen ze als ik er, op een zomerzondagmiddag bij toeval terechtkom, een licht melancholisch gevoel bij me oproepen. Misschien ook wel omdat ik weet dat ik er weer snel vandaan ga.

Bruisende katalysator van het Werkspoorkwartier

Kan een non-plaats een broedplaats worden? In Utrecht bestaat sinds een jaar of zeven een geslaagd voorbeeld van hoe dat kan. Een lange strook niemandsland langs het spoor aan de rand van het Werkspoorkwartier is organisch getransformeerd tot ‘een proeftuin van circulair en groen ondernemen’. Het is een plek die ik graag bezoek.
Initiatiefnemers Charlotte en Bianca Ernst met de (landschaps)architecten FLUX, RHAW, Dynamo, pasten in gesprek met de gemeente Utrecht voorwaarden aan om Het Hof van Cartesius te kunnen realiseren. Op basis van een flexibele bouwvergunning, zijn ze met acht paviljoens en ruim 1500 m² groene buitenruimte uitgegroeid tot een broedplaats voor duurzame ondernemers.

Het Hof van Cartesius aan de Vlampijpstraat bij aanvang van de bouw in 2017 (foto: Het Hof van Cartesius)

De missie van ‘Het Hof’ is toekomstgericht: ‘anderen inspireren en meekrijgen in een stap richting een nieuwe economie. Een economie waar de creatieve makers en doeners op hetzelfde niveau worden gewaardeerd als de commerciële partijen en institutionele denkers. Waar mensen rekening houden met de gevolgen van hun handelen voor elkaar en onze planeet.’
De blogpost eindigt met een oproep: ‘Wat wij moeten doen om die stap te zetten houdt ons meer bezig dan een jaar geleden. Hoe we dat met jou kunnen doen, willen we graag weten.’


Dit artikel is een aangepaste versie van het artikel dat eerder verscheen op nutblog.nl

Bronnen:
Het Hof van Cartesius

Lomp (NRC Handelsblad, 2003)
Lang leve het bedrijventerrein (Archined, 2004)
De hotellobby: anonieme non-plaats of bruisend trefpunt? (Post Planjer, 2013)

(Uitgelichte foto: Marcel van der Burg, Het Hof van Cartesius, met dank aan RHAW architecture)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.