Het deed me deugd dat wederom een bekende schrijver onlangs blijk gaf van schatplichtigheid aan Joseph Roth, zoals Zomergast Pieter Waterdrinker deed. Het rijtje “Roth-fans” is inmiddels indrukwekkend aan het worden: onder andere Arnon Grunberg, Tommy Wieringa, Tom Lanoye en niet te vergeten Benno Barnard en Geert Mak. Ook buiten het schrijversmétier kan hij op genoeg belangstelling rekenen: regisseur Johan Simons bracht met de Münchner Kammerspiele Roth op de planken en oud-burgemeester Job Cohen was eerder dit jaar present op de ledenbijeenkomst van het Joseph Roth Genootschap, waar de grootste Roth liefhebber, vertaler Els Snick, initiatiefnemer van is.
Inmiddels ben ik ook aardig op weg om een Joseph Roth- (1894-1939) kenner te worden. Vorig jaar november liepen De Bedachtzamen in zijn bijna uitgewiste sporen in Oostende. In Brasserie Du Parc liet ik me met hem en zijn vriend Stefan Zweig vereeuwigen. Ik kan allerlei redenen noemen waarom de Joods-Oostenrijkse auteur en ‘hotelmens’ zo boeiend is, maar ik wil nu vooral even stilstaan bij het feit dat Roth de (te korte) periode waarin hij leefde zo treffend belichaamde.
Terug- en vooruitkijker
Roth was een telg van het Habsburgse rijk en na de ineenstorting hiervan door de Eerste Wereldoorlog bleef hij nostalgisch naar deze tijd. Aan het eind van zijn leven zette hij zich in voor een terugkeer van de Oostenrijkse monarchie en bezocht hij de beoogde troonopvolger Otto, die in ballingschap leefde in het kasteel Ter Ham in het Belgische Steenokkerzeel. Roth noemde zich in de loop van zijn leven dan ook ‘conservatief’, hetgeen in tegenspraak lijkt met de (linkse) ideeën die hij altijd verkondigde in woord en geschrift.
Maar Roth keek niet alleen weemoedig terug. Opmerkelijk is dat hij al in 1925 tijdens een reis door Frankrijk waarschuwde voor de nazi’s en opkomend nationalisme. In ‘In het land van de eeuwige zomer’ (p. 57) schrijft hij daarover het volgende:
“Hoe dom is de angst van bepaalde staten, zelfs als ze Europees gezind zijn, dat de ‘eigen aard’ verloren zou gaan en dat de kleurrijke mensheid één grijze soep zou worden! Maar mensen zijn geen kleuren, en de wereld is geen schilderspalet! Hoe meer vermenging, hoe sterker de eigen aard! Ik zal deze prachtige wereld niet meer meemaken, waarin iedere mens het geheel in zich draagt, maar ik voel deze toekomst nu al (….)”
Ontwortelde journalist
Roth was daarnaast ook een chroniqueur van de gebeurtenissen van dat moment. Niet voor niets was hij in de jaren twintig één van de bekendste en best verdienende journalisten. Hij had een goede baan bij de Frankfurter Zeitung, de invloedrijkste krant van Duitsland. Eerder in het hierboven geciteerde boek is hij zelfs opvallend enthousiast over zijn band met het tijdsbestek van dat moment (p. 40):
“Ik ben een kind van mijn tijd, ik maak er deel van uit, dit is mijn leven. Nooit eerder voelde ik me zo met mijn eeuw verbonden, nog nooit was ik zo ontroerd door de gedachte aan auto’s, grote boulevards, leidingwater en vliegtuigen. Je kunt in één seconde plotseling een eindeloos tijdsbewustzijn voelen.”
Helaas werd Roth het laatste decennium van zijn leven opgejaagd door een combinatie van politieke, financiële, relationele en gezondheidsproblemen, uiteraard versterkt door de stevige drankverslaving die hij ontwikkelde. Zowel in plaats en tijd kon hij niet meer wortelen, maar literair verschaft hij ons een mooi kijkje in de omstandigheden van toen.
Bronnen:
Joseph Roth – In het land van de eeuwige zomer. Reportages uit Frankrijk
Els Snick – Waar het me slecht gaat is mijn vaderland. Joseph Roth in Nederland en België.
Volker Weidermann – Zomer van de vriendschap. Oostende 1936.
Joseph Roth – Hotelmens. Reportages en brieven
(Hoofdafbeelding: Rodney van den Beemd, Joseph Roth – Quick sketch roughly based on a photo of Joseph Roth, 2015)
Een expositie van zijn werk is momenteel te zien in Boekhandel Dominicanen, Maastricht.)
Geef een reactie