In mijn blogpost over begraafplaatsen in de negentiende eeuw noemde ik het begraafpark Heilig Land Stichting een sprookjesbos. Natuurlijk bedoelde ik daarmee niet de kunstjes van een vliegende fakir in het pretpark. Nee, dit begraafpark nodigt uit tot dromen van verstilde sprookjes, in de traditie van het Hollands oriëntalisme. Als de ongemakken van de reis naar het oosten toch wat onaangenaam werden, vluchtten ze in het verleden om de draad van duizend en één nacht weer op te pakken. Het was een lange reis met het gedroomde oosten als fata morgana.
Katholiek visionair
Zo niet Piet Gerrits, de architect van de Heilig Land Stichting. In al zijn idealisme zocht hij juist naar de historische realiteit, om die vervolgens nieuw leven in te blazen. Hij had er veel voor over. Van 1906 tot 1911 verbleef de katholiek visionair in Syrië en Palestina om daar inspiratie op te doen voor een bijbels gedenkpark. Hij bestudeerde niet alleen het Heilige Land maar ook de levenswijze van de bedoeïenen die hij leerde kennen in de woestijn. Hij hoopte daar iets terug te vinden van de oorspronkelijke cultuur en gewoonten uit de tijd van Christus. Naar zijn idee was er sindsdien weinig veranderd in hun manier van leven. Hij zag een gevaar in de voortrazende Europese beschaving, ook voor de manier van leven in Palestina. ‘Met de oude kleeding is ook veel van den ouden Oosterschen eenvoud verdwenen’.
Historische souvenirs
Wat de oriëntalisten deelden was een afkeer van de moderne beschaving en het verlangen naar een mystiek verleden. Louis Couperus bijvoorbeeld zag zijn hang naar melancholie weerspiegeld in de islam. Een merkwaardig denkbeeld en omdat hij nauwelijks echte ontmoetingen had met moslims, bleef het daarbij. Piet Gerrits ging veel verder terug in de tijd. Met gedegen Bijbelstudie, een onderzoekende blik en voldoende kennis van het Arabisch trok hij de woestijn in. Hij keerde terug met prachtige tekeningen van het leven daar en koffers vol historische souvenirs. Zijn eigen kinderen liet hij opdraven in de kleurrijke gewaden van de bedoeïenen. Ik stel me zo voor dat ze die gebruikten om zich te verstoppen achter de grafmonumenten in het begraafpark. Want dankzij de architectuurhistorische wederwaardigheden van Piet Gerrits kreeg de oriëntaalse begraafplaats steeds meer gestalte.
‘Damascus is een al beton’
Na de avondwandeling bij hemels gezang ging ik op een zonnige herfstmiddag nog eens terug naar het begraafpark. Wat ik zo mooi vind is dat er geen rechte paden zijn, maar kronkelige bospaadjes die graven en vergezichten in alle soorten en maten met elkaar verbinden. Jeroen de Baaij beschrijft in zijn artikel voor Kunstvensters de kruisweg die je daar kunt afleggen. Hij schrijft in 2008 dat het park verwilderd is, de mozaïeken bemost en de grafmonumenten hier en daar in staat van verval. Maar dat is nu juist wat ik er zo mooi aan vind, de architectuur gaat steeds meer op in de natuur en je vindt daar sporen uit alle tijden. Het is alsof je de geschiedenis inademt zonder dat die zich aan je opdringt. Piet Gerrits zocht naar details en vond een geheel eigen stijl om die weer tot leven te brengen. Het heilige land zelf is al lang dood en de verwoesting nog steeds niet ten einde. Misschien is dit wel het laatste stukje van de bijbel.
Ik dacht ineens aan een Syrische vluchteling die na lange omzwervingen terecht kwam in Heumensoord. De tenten van de bedoeïenen boden vast meer beschutting … Maar ook hier waren de opdringerige journalisten nooit ver weg. Wat hij van Heumensoord vond, vroeg een journalist. Ik vind het hier best mooi, zei hij, ik had nog nooit een herfstbos gezien want Damascus is één al beton. Doe mij dan maar de koepeltjes en oude stenen van Piet Gerrits, dacht ik toen, het is nergens zo mooi als hier.
Bronnen:
Piet Gerrits, ‘Mijn reis naar het Oosten’, 1906
Jan de Hond, ‘Verlangen naar het Oosten’, Primavera Pers, 2008
(Afbeeldingen: Begraaf- en gedenkpark Heilig Landstichting en Collectie Gelderland)
Geef een reactie