Gelukkig, de heide staat weer mooi in bloei dit jaar. Geruststellend ook, dat ze na een door droogte moeizaam jaar zich weer in volle glorie aan ons tentoon spreidt. Ikzelf reken heidegebieden tot mijn favoriete verpooslocaties. In de eerste plaats is het de prachtige paarse kleur die zeer idyllisch aandoet. Daarnaast helpt het misschien ook mee dat heide zich toont in een periode wanneer de grootste hitte voorbij is. We genieten dan van prettige (na)zomerse temperaturen waarin het uitstekend wandelen is.
Een heidegebied bevat tegelijkertijd orde en chaos. Enerzijds is daar bijna de mathematische verdeling van de paarse plantjes die gezamenlijk een ondoorgrondelijke massaliteit kunnen uitstralen. Aan de andere kant kan men, eenmaal struinend door het purperen landschap, onbezorgd willekeurige routes kiezen over de vaak licht geaccidenteerde paden. Het maakt niet zoveel uit waarheen men gaat: het is een beetje dolen zonder te verdwalen.
Deze zomer sloten we onze vakantie af op de Bussumer heide, waar overigens een merkwaardige ‘Lyme-route’ te volgen is, die eerder meer angst dan veiligheid inboezemt rondom potentiële besmetting door teken. Maar het ca 160 ha grote gebied is zeker de moeite waard voor een ommetje van pakweg een uur.
Genietend van de variatie in het landschap dacht ik ook aan Frederik van Eeden die even verderop, op landgoed Cruysbergen de kolonie ‘Walden’ stichtte. Het was een soort sociaal experiment van de schrijver en psychiater waar naast intellectuelen en kunstenaars ook patiënten uit zijn praktijk kwamen wonen. De naam Walden is gebaseerd op een boek van de 19e eeuwse Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau, die een poging deed om een tijdlang eenvoudig te leven in een zelfgebouwd huisje in een bos.
Ofschoon het Walden-initiatief uiteindelijk mislukte (Van Eeden had trouwens wel meer interessante ideeën die niet helemaal goed uitpakten, maar dat maakt hem des te interessanter), had de schrijver van ‘De kleine Johannes’ en ‘Van de koele meren des doods’ het qua locatie zeker niet slecht bekeken. Van de heide zal hij zeker genoten hebben en hij wandelde er graag. Zijn collega-schrijver Lodewijk van Deyssel die in Baarn woonde, liep hij over de Bussumerheide tegemoet bij Laren.
De journalist Gerrit Jansen wijdde onlangs een stukje in de Gelderlander aan de heide, waarin hij Van Eeden aan het woord laat om de ecologische waarde van de paarse pracht te accentueren: “Midden in Nederland ligt een uitgestrekte hoogvlakte, meest heide, afgewisseld door overoude bosschen, bouwlanden, kale of begroeide heuvels, waar natuur en mensch nog gezellig samenleven, nog niet gestoord zijn door koortsachtige jagt naar verandering, een doorn in het oog van den econoom, een paradijs voor den armen Hollander, wiens geest nog niet geheel in polders, kanalen en grachten is opgegaan.”
Mooie, bevlogen woorden kun je wel aan Van Eeden over laten, de wereldverbeteraar en utopist in hem is vaak niet ver weg. Maar lopend over de heide, begrijp ik goed dat hij de eenvoud en de vrede ervoer.
Bronnen:
Gerrit Jansen in de Gelderlander, 27 augustus 2019: “Is het nog groot en stil op de heide”?
Wandeling Bussum – Baarn, in het spoor van Van Eeden en Van Deyssel
Walden, het ‘Utopia’ van schrijver Frederik van Eeden
(Hoofdafbeelding: heide bij de Hatertse vennen, B. Dekkers-van Uden)
Geef een reactie