Als kind dichtte ik sommige objecten emoties toe, alsof ze mensen waren die vrolijk konden zijn of juist gebukt gingen onder zware lasten. Mogelijk dat sommige (kinder)boeken deze fantasieën hadden opgewekt, want daarin zijn talrijke personificaties te vinden, en dat blijft niet beperkt tot dieren. Kinderen kunnen – gelukkig maar – zonder schroom hier in opgaan, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Klassieker uit 1942
Zo herinner ik me een half afgebrand huis in Oss dat me als kleine jongen enorm imponeerde en ook enige angst inboezemde. Het leek wel of het huis zwol in een combinatie van boosaardigheid en verdriet. Waarschijnlijk ben ik op dit vlak emotioneel beïnvloed geweest door het fantastische kinderboek Het huisje dat verhuisde (1942) van de Amerikaanse schrijfster Virginia Lee Burton (1909–1968), over een huisje dat met lede ogen aanziet dat de omgeving wordt volgebouwd.
Het huisje dat verhuisde vertelt over het leven van een stevig gebouwd, lief huisje ergens op het platteland. Het huisje was in den beginne erg tevreden: het zag de seizoenen aan zich voorbijtrekken en genoot jaar in jaar uit van de ontluikende natuur en spelende kinderen. Op een gegeven moment tekenen de eerste verstoringen zich af in het vredige leventje van het huisje: (vracht)auto’s en bulldozers tasten de rustieke omgeving aan.
Ten prooi aan moderne tijden
Het wordt al gauw van kwaad tot erger: nieuwe wegen, pompstations, winkeltjes en andere huizen komen het huisje vergezellen, om nog maar te zwijgen van de flat- en kantoorgebouwen. Het huisje raakt gedesoriënteerd: dag en nacht lijken steeds meer op elkaar en ook de seizoenen zijn minder goed te onderscheiden. Later doen tram, trein en metro hun intrede en dat slaat in op het gemoed van het huisje: het voelt zich eenzaam en treurig.
Gelukkig brengt de achter-achterkleindochter van de bouwer van het huisje redding. Ze herinnert zich het huisje van haar grootmoeder toen die nog klein was. Ze voelt de ellende en zorgt ervoor dat het huisje een nieuwe plek krijgt te midden van de weides en appelbomen, net zoals vroeger. Het huisje kan weer naar de zon en de maan kijken en voelt zich als herboren. Het zou nooit meer nieuwsgierig zijn naar de stad: ‘de lente was in het land en alles was stil en vredig’, zo eindigt Het huisje dat verhuisde.
Herkenbaarheid
De infrastructurele ontwikkelingen in het boek zijn voor mij ook erg herkenbaar: mijn geboortehuis stond eerst aan de rand van de stad, uitkijkend over schapenwei en voetbalveld. Tegenwoordig is het opgegaan in massa’s anonieme nieuwbouwwoningen en straatjes vol gemene drempels, al is er gelukkig nog een stukje van het veld overeind gebleven in de vorm van een parkje. Naast deze herkenbaarheid bevat Het huisje dat verhuisde schitterende prenten die het onafwendbare proces dat het huisje doormaakt, beschrijven. Wat echter de meeste indruk maakt, is de toegepaste personificatie: het huisje dat gevoelens heeft van vreugde en verdriet, zoals ieder kind die heeft. Een magistrale klassieker in een prachtige omslag.
Mijn ouders lazen deze bestseller regelmatig aan mij voor. Toen ikzelf kinderen had gekregen, gaven ze mij een nieuwe druk (2e druk, 2006) cadeau. Ik was benieuwd of circa 30 jaar na dato het boek niet gedateerd of saai zou zijn. Maar deze twijfel verdween al bij de eerste keer voorlezen: het bleek nog steeds tot de (kinder)verbeelding te spreken. Ik koester het fraaie boek nu nog steeds en het wacht nu in de kast op nieuw nageslacht. Misschien haalt dit exemplaar ook wel de achter-achterkleindochter!
Dit is een aangepaste/ geactualiseerde versie van een eerdere blogpost op nutblog.nl
(Uitgelichte afbeelding: © André Fromont, Flickr)
Geef een reactie