Hoogspringen: een waar kunst- en puzzelstukje

Van jongsaf aan kijk ik graag naar atletiek, toch de moeder aller sporten. Zelf loop ik ook graag mijn rondjes, maar op televisie kunnen vrijwel alle onderdelen mij bekoren. Uiteraard heb ik wel zo mijn favorieten: naast de jaren terug beschreven 800 meter, verheug ik me altijd op het hoogspringen.

Bij het hoogspringen draait alles om het evenwicht. Natuurlijk moet vooral de dwarsbalk niet teveel worden getoucheerd, anders valt die naar beneden. Voor een geslaagde poging dient de atleet een aantal factoren als een veelzijdige dirigent op elkaar af te stemmen. De passen van de aanloop worden nauwkeurig uitgeteld om precies op de juiste positie de afsprong te wagen. De snelheid van aanlopen is al helemaal balanceren: er moet voldoende tempo in de benen zitten om deze om te zetten in sprongkracht, maar een te grote vaart tast de coördinatie en benodigde techniek aan om de kunst – want dat is het- te klaren.

Top-hoogspringers zijn door de bank genomen behoorlijk beheerste en berekenende types. Vlak voor de sprong zie je ze vaak nadenken, turen en inschattingen maken. In hun gedachten hebben ze hem al tig keren gemaakt. Na deze voorbereidingen vragen ze dikwijls op bescheiden wijze om ondersteunend applaus van het publiek. Het gaat er dan toch een stukje anders aan toe dan bij bijvoorbeeld de expressievere verspringers die er soms een hele show van maken. Maar als de poging gelukt is, zijn de kreten en blikken van blijdschap van dezelfde intensiteit.

Derek Drouin (Canada) © Ian Walton/Getty

De emoties kunnen echter niet al te lang de vrije loop worden gelaten, want net als bij het polsstokhoogspringen moet de atleet ook besluiten over aan welke hoogtes hij of zij mee wil doen. Het aantal ondernomen pogingen en met name het aantal foutsprongen kunnen namelijk het verschil maken tussen goud en helemaal niets. De hoogspringer zal dus notie moeten nemen van het wedstrijdverloop en de prestaties en beslissingen van de concurrentie.

Als kind viel ik met mijn neus in de boter: ik groeide op met de hoogspring-iconen Patrick Sjöberg en Javier Sotomayor. De Zweed met de wapperende manen is al ruim 30 jaar houder van het Europees record outdoor met zijn 2.42 uit 1987. En Sotomayor verhief met zijn gratie het hoogspringen echt tot kunst. Ook was ik altijd onder de indruk van zijn enorm hoog opgetrokken sokken, waardoor zijn benen reusachtige stelten leken. De Cubaan heeft zijn wereldrecord ook al sinds mensenheugenis in handen: in 1993 bedwong hij in Salamanca een hoogte van maar liefst 2.45 meter. Indoor heeft hij het record ook in zijn bezit: in 1989 sprong hij in Boedapest naar 2.43 meter.

Gezien deze feiten ligt de vraag voor de hand of het record de komende decennia nog wel verbroken gaat worden. Van de huidige generatie hoogspringers lijkt Mutaz Essa Barshim nog wel serieuze kansen op te hebben, maar momenteel staat de ranke Qatarees aan de kant met een blessure, een euvel waar velen in hun loopbaan mee te kampen hebben. Dit geeft aan dat ook het lichaam perfect in balans moet zijn om mee te kunnen dingen en springen. Kortom: het maakt het hoogspringen tot een waar kunst- en puzzelstukje.

Bronnen:
IAAF – outdoor records

IAAF – indoor records

(Hoofdafbeelding: Harold M. Osborn springt over de lat tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam, 1928. Collectie Spaarnestad Photo/Geheugen van Nederland.)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.