Beethoven en Byron: het genie uitgedrukt in de dodencultus

foto van gipsmodel voor buste Beethoven

De Bedachtzamen ontvingen een bijdrage van een gastauteur, Janneke van der Leest. Zij is momenteel programmacoördinator cursussen bij Radboud Reflects. Ook werkt ze als buitenpromovenda aan een proefschrift over (romantische) rouw om jong overleden popmuzikanten in popsongs, en wat die rouw betekent voor de beeldvorming over popartiesten. Haar bijdrage voor De Bedachtzamen gaat in op de eerste vereringen van kunstenaars in de geschiedenis.

Ludwig van Beethoven (1770–1827) en Lord George Gordon Byron (1788–1824) waren de eerste artistieke helden die door ‘fans’ werden aanbeden, vroege beroemdheden, echte ‘celebreties’. Dit werd opvallend duidelijk bij hun laatste afscheid. Eeuwenlang konden enkel monarchen rekenen op rijke begrafenisceremonies waarbij grote menigten een laatste groet kwamen brengen. Een begrafenis voor een kunstenaar daarentegen, was voornamelijk een aangelegenheid voor de kring van familie en vrienden. Dat veranderde met de Romantiek en de cultus van het artistieke genie rond 1800. Denk bijvoorbeeld aan de dood en begrafenis van de letterlijk en figuurlijk arme Mozart, wiens lichaam in 1791 in een massagraf verdween. Vergelijk dit met Beethovens grootse begrafenis in 1827, en met de aandacht voor zijn dode lichaam zowel vóór als na de begrafenis.

Beethoven had zelf aangeven een lijkschouwing te willen. Daarbij kwam een leverkwaal aan het licht die, zo dacht men, een gevolg van overmatig alcoholgebruik was1. Verder heerste er grote nieuwsgierigheid naar het gehoororgaan van de overleden Beethoven. Zo rond zijn 26ste had de componist, musicus en dirigent last gekregen van zoemtonen en ruis in zijn oren en trad de doofheid langzaamaan in. De laatste jaren van zijn leven waarin hij volop meesterlijke stukken componeerde en de muziek als laatste kunstdiscipline de Romantiek inloodste, was hij volledig doof. De dag na zijn dood werd er dus een autopsie uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in zijn gehoororgaan. Zijn gelaatstrekken werden daarbij beschadigd. Desondanks bezochten veel bewonderaars het lichaam van de overleden componist. Sommigen plukten bij hun bezoek even aan Beethovens beroemde haardos en namen een lokje als aandenken mee naar huis. Vervolgens woonden ongeveer 20.000 mensen de processie bij die van de Alser Kirche naar het Währinger Ortsfriedhof liep. Dit was een van de grootste processies ooit in Wenen.

schilderij van Beethovens begrafenisstoet voor het voormalige Schwarzspanierkloster in Wenen
Franz Xaver Stöber – Beethovens begrafenisstoet voor het voormalige Schwarzspanierkloster in Wenen, 1827 (collectie Beethoven-Haus Bonn, publiek domein)
‘Graftoerisme’

Psychiater François Martin Mai legt uit: ‘De begrafenis toonde de waardering die Wenen had voor zijn geadopteerde componisten-zoon. Er waren spanningen geweest tussen Beethoven en het muziekminnende Weense publiek, en hij bespeurde ‘vijanden’ onder hen waarvan hij dacht dat ze hem wilden kleineren of zelfs vernietigen. Maar de stad kwam massaal opdagen om zijn nagedachtenis en zijn genialiteit te eren.’2 Toen zijn graf in 1863 werd gerestaureerd, werd zijn stoffelijk overschot in een metalen kist gelegd. Jaren later werd de begraafplaats gesloten, maar vanwege het fenomeen dat we ‘graftoerisme’3 kunnen noemen, was het onmogelijk om Beethovens lichaam achter gesloten poorten te laten rusten. Daarom werden zijn resten in 1888 opgegraven om ze vervolgens op de Zentralfriedhof in Wenen te herbegraven. Dit was de belangrijkste begraafplaats van de stad en hij kreeg er een waardige plek, naast het graf van Franz Schubert die ook de eer had driemaal begraven te worden.

Het genoemde ‘graftoerisme’ is min of meer vergelijkbaar met de pelgrimstochten van gelovigen die een heilige eren door te bidden bij zijn of haar graf4. En zelfs de haarlokjes van de overleden kunstenaar doen denken aan een reliek van de heilige, een tastbare herinnering om te blijven eren en herdenken. Popsterren, beroemde schrijvers en soortgelijke beroemdheden fungeren, bij wijze van spreken en puur formeel gezien, als de nieuwe heiligen in onze meer geseculariseerde tijd5. De adoratie van kunstenaars en de hulde na hun dood zijn romantische fenomenen die tot op de dag van vandaag doorwerken.

Lord Byron

Lord Byron is een volgend voorbeeld van een populaire, beroemde en beruchte, romantische kunstenaar die op onwaarschijnlijke wijze geëerd wordt rondom zijn dood. Bij hem komen zijn leven als kunstenaar en zijn kunst an sich samen in het romantisch fenomeen van de ‘kunstenaarscultus’, die hem enorm populair maakte. Zo werd hij aanbeden en bewonderd, vooral door jonge dames uit de burgerij die zijn boeken verslonden, terwijl zij ook oneindig gefascineerd waren door zijn persoonlijkheid. Hij werd daarentegen veracht in conservatieve kringen die dan ook op bijtende kritiek zijnerzijds konden rekenen. In deze machtige kringen werd hij het onderwerp van sensationele roddels, want ook zij volgden gretig zijn levenswandel. Byron hield ervan om mensen te choqueren en leidde een losbandig leven. Zijn vrouw beschuldigde hem van sodomie en verwaarlozing en scheidde van hem. Verder waren er speculaties over een incestueuze relatie met zijn halfzus en over homoseksuele contacten. Tijdens zijn zelfopgelegde ballingschap in Zwitserland kwamen mensen letterlijk ‘kijken’ – met verrekijkers bespiedden zij zijn villa – wat er gebeurde als hij gasten ontving zoals Percy Bysshe Shelley, diens vrouw, Mary, en haar halfzus, Claire Clairmont. De toeschouwers hoopten ooggetuigen te zullen zijn van sensationele spektakels.

Byron speelde zichzelf ook politiek in de schijnwerpers als lid van het Hogerhuis, waar hij pleitte voor sociale hervormingen in de Industriële Revolutie en voor katholieke emancipatie. Aan het einde van zijn leven, op 35-jarige leeftijd, sloot hij zich aan bij de Griekse onafhankelijkheidsoorlog tegen het Ottomaanse Rijk. Maar al enkele maanden later overleed hij aan koortsaanvallen – en aan de vele aderlatingen waarvan men toen dacht dat ze helend werkten.

schilderij van Lord Byron op zijn sterfbed
Joseph Denis Odevaere – Lord Byron op zijn sterfbed, 1826 (collectie Groeningemuseum Brugge, CC0 1.0)
Verscheurd tussen Engeland en Griekenland

Bij Byron’s autopsie werden hart, longen en hersenen verwijderd en in urnen geplaatst. Zijn lichaam werd gebalsemd, maar de Grieken – voor wie hij een oorlogsheld was – wilden enkele lichaamsdelen in hun land bewaren. Daarom is zijn hart verwijderd en in Messolonghi begraven. De rest van zijn stoffelijk overschot werd naar Londen verscheept, waar het bericht over zijn dood een schok was. Om de opgebaarde, jong overleden dichter en held een laatste groet te komen brengen, had men een toegangskaartje nodig, want anders was het doorgaans zo geduldige Engelse publiek niet te in toom te houden.

Ondanks Byrons populariteit weigerden zowel Westminster Abbey als St Paul’s Cathedral hem een begrafenisdienst te verzorgen, omdat zijn reputatie te schandalig was. Hij werd daarom begraven in een familiegraf in de kerk St Mary Magdalene in Hucknall. Massa’s mensen rouwden langs de Londense straten waar de begrafenisstoet doortrok, op weg naar het tweehonderd kilometer noordelijker gelegen Nottinghamshire. Een verslaggever beschrijft het als volgt: ‘Grote menigten verzamelden zich al vroeg op maandagochtend in Great George Street om de grote begrafenis van de genoemde vooraanstaande edelman bij te wonen. De hele straat was één massa mensen, en ze beperkten zich niet tot deze plek, want elke straat waar de processie doorheen trok, was gevuld met mensen6.’ Vooraanstaande families stuurden een rouwkoets, maar zonder er zelf in plaats te nemen. Vandaar dat er 47 lege zwarte koetsen deelnamen aan de stoet. De processie duurde vier dagen lang. In elke stad die de processie doorkruiste, luidden de klokken. Het was een volksbegrafenis.

(Uitgelichte afbeelding: gipsmodel Beethoven-monument door Naoum Aronson in tuin van het Beethoven-Haus Bonn. Foto © Jacques Casper, collectie Beethoven-Haus Bonn.

  1. Onlangs is echter op basis van DNA-onderzoek vastgesteld dat Beethoven een erfelijke aanleg had voor leverziekte en bovendien besmet met het hepatitis B-virus (dat tot leverontsteking leidt): Hilde Van den Eynde, ‘DNA-onderzoek toont: Beethoven had van nature een slechte lever (maar hij dronk ook genoeg)’, in: De Standaard, 22 maart 2023. ↩︎
  2. François Martin Mai, Diagnosing Genius. The Life and Death of Beethoven, McGill-Queen’s University Press: Montreal & Kingston, London, Ithaca 2007, p. 102. Vertaling JvdL. ↩︎
  3. Naar: Scott Stanton, The Tombstone Tourist: Musicians, 3T Pub.: Portland, Or. 1998. ↩︎
  4. Zie onder andere: Peter Jan Margry (ed.), Shrines and Pilgrimage in the Modern World. New Itineraries into the Sacred, Amsterdam University Press, Amsterdam: 2008. ↩︎
  5. Voor een uitgebreide vergelijking tussen de perceptie van heiligen en popsterren, zie: Jennifer Otter Bickerdike, Fandom, Image and Authenticity. Joy Devotion and the Second Lives of Kurt Cobain and Ian Curtis, Palgrave/Macmillan: Hampshire 2014, met name hoofdstuk 3 ‘Hagiography’ pp. 48-65. ↩︎
  6. Clara Tuite, Lord Byron and Scandalous Celebrity, Cambridge University Press, Cambridge 2015, p. 246. Vertaling JvdL. ↩︎

Abonneer je om onze nieuwste blogposts te ontvangen

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.